Aanbiedingsbrief over de aanwijzing massaal bezwaar box 3.
X heeft op 31 december 2012 een BV opgericht. Op dezelfde dag heeft hij € 1,5 mln gestort van zijn rekening op een derdenrekening van de notaris onder vermelding ‘agiostorting [BV]’. Dit geldbedrag heeft de notaris 3 weken later overgeboekt naar de bankrekening van de BV.
Man en vrouw zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden. In het kader van de echtscheiding twisten zij over de vraag of het goudenhanddrukstamrecht van de man onder het te verrekenen vermogen valt.
Ook in het belastingplan 2019 wordt niet gerept over de mogelijkheid die er is om met behulp van een Spaargeld BV te besparen op de Box 3 heffing.
Her gerechtshof Den Bosch heeft zich in 2017 gebogen over de vraag of een stamrechtuitkering die niet wordt uitgekeerd, maar wordt bijgeschreven op de vordering op een B.V. in fiscale zin wel of niet is ‘genoten’. Het hof deed op 7 september 2017 uitspraak in die zaak (BK 16/03590 en 16/03591). Onlangs heeft de Hoge Raad zich ook uitgelaten over de zaak. Belanghebbende B had tegen de uitspraak van het hof namelijk beroep in cassatie ingesteld.
Op 24 april 2018 heeft het verwijzingshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan (nr. 17/00591) in een procedure waarbij volgens onderdeel 3 van de uitspraak (Het geschil) in geschil was of de heffing over de lijfrente-uitkering op grond van het Belastingverdrag tussen Nederland en de VS is toegewezen aan de VS of aan Nederland. Uit de feiten blijkt dat het niet gaat om een lijfrente-uitkering maar om een (loon)stamrechtuitkering.
Een man laat lijfrentekapitaal overboeken naar de eigen stamrecht-BV. Omdat die BV geen toegelaten uitvoerder is, wordt het lijfrentekapitaal belast. Het koersverlies dat de BV na de overdracht op de beleggingen realiseert, leidt niet tot belastingvermindering.
Een man laat lijfrentekapitaal overboeken naar de eigen stamrecht-BV. Omdat die BV geen toegelaten uitvoerder is, wordt het lijfrentekapitaal belast. Het koersverlies dat de BV na de overdracht op de beleggingen realiseert, leidt niet tot belastingvermindering.
Volgens de A-G moet de vermogensrendementsheffing achterwege blijven in geval van een substantieel verlies dat niet binnen afzienbare tijd kan worden goedgemaakt.
Omdat het heffingsvrije vermogen per 2018 wordt verhoogd naar € 30.000, worden de belastingschijven daarop aangepast.